69 10 1 0 0

WAYANG IN JAVA EN BALI – HIR HINZLER

NAAM

Ringgit (Oud Javaans, Javaans, Balinees), iets met ribbeltjes rand, pop met kartelrand

Wayang (Oud Javaans, Javaans, Balinees) = pop; week uit Wuku kalender; figuur/mens met krom lichaam; later in verband gebracht met bayang = schaduw.

Oudste vermeldingen in inscripties van Java:
840 AD, Kuti, oost Java, Koning Hariwangsottunggadewa, land gift voor religieuze stichting. Ringgit opvoering

Oudste vermelding in inscriptie van Bali:
Bali: oorkonde van Bebetin, 896 AD, parbwayang; Tengkulak, 1023 AD, ringgit. Koning Dharmawangsawardhana. Ringgit in inscriptie van Timpag, 1072 AD.

Speler: in de oudste inscripties, 9e-13 eeuw: awayang (poppenspeler), in latere Oud Javaanse teksten, 14e eeuw en later: dalang (cerebrale d, nu in Java geschreven als dhalang).

Dalang in Bali: hij wordt ingewijd als priester (door een brahmaanse pedanda), samen met zijn vrouw (mawinten), zodat hij wijwater mag maken na afloop van een voorstelling, of zonder voorstelling bij bepaalde ceremonies.
Bali: als iemand in wuku wayang is geboren, wat ongunstig is, kan hij alleen door een wayangvoorstelling en wijwater van een dalang verlost worden; als iemand een gewelddadige dood (salah pati) gestorven is, kan de ziel van hem of haar alleen door een speciale voorstelling en speciaal wijwater van een dalang gereinigd worden.
Modern in Java en Bali: voor dalang leren op een conservatorium. Maar op Bali mag je dan geen wijwater maken en ben je geen priester; je speelt alleen als entertainer, bijvoorbeeld tijdens een festival, een fair en voor toeristen, niet bij een ceremonie.

Toneeltoestel: iets om poppen in te steken. Bali: gedebong, pisangsam; scherm, alleen als er met een lamp wordt gespeeld.

Java: altijd met scherm.

Bali: overdag en in tempel tijdens ritueel zonder scherm, alleen met draad die om 2 takken van dapdap boom is bevestigd.
Scherm op Java: stof om houten frame. Wel pisangstam.

Lamp: Bali: echte olielamp; diverse modellen afhankelijk van regio. Bij een festival kan wel eens van een electrische lamp gebruik gemaakt worden door een ‘moderne’ dalang. Dalang Cengk Blonk uit Tabanan bijvoorbeeld maakt gebruikt van een groot aantal electrische lampen, vaak met gekleurd licht. Cenk Blong treedt alleen op voor de Televisie en bij fairs en festivals.

Java: electrische lamp.

OORSPRONG

India, door Indiërs in gebieden in ZO Azië geïntroduceerd met het Hindoeïsme.

In Indonesië: wayang in java, bali (oud) en later in delen van Indonesië waar Javanen of Balinezen invloed hadden: Madura, oost Lombok, Kalimantan, Suriname (via Javaanse migranten), west Lombok (Bali). Vanaf 1965 ook in transmigratie gebieden.

WIJWATER BALI

Eigenlijk het belangrijkste onderdeel van een voorstelling ter gelegenheid van rites de passage. Gemaakt bij ceremonies voor mensen en doden. Wijwater wordt (hoeft niet door de dalang) over het ‘slachtoffer’ gesprenkeld.
Mensen die een gewelddadige dood zijn gestorven, of in de verkeerde week zijn geboren kunnen alleen verlost worden met een wayang-
voorstelling.
Wanneer iemand geen geld heeft voor een voorstelling kan hij volstaan met het laten maken van het wijwater. Dit gebeurt vooral bij geweld- dadige dood (salah pati), omdat de offers voor een voorstelling veel te duur zijn.

REPERTOIRE

Oudste repertoire en waarschijnlijk oorspronkelijkste: Mahabharata en Ramayana. Speelt zich in India af. Poppen hebben Indiase kleding. Later, na 13e of 14e eeuw, of misschien toch later vanaf de 16e eeuw, gebruikt men ook verhalenstof die zich in Java afspeelt. Calon Arang, Kala, Malat verhalen verwijzend naar historische gebeurtenissen in Oost Java. Poppen hebben Javaanse kleding. Nog later na de val van het Majapahitse rijk: Moslim verhalen: Menak, Amir Hamzah. Poppen hebben Javaanse en Arabische kleding. Pas in 1920 zijn dierfabels verwerkt tot wayangverhalen: de wayang Kancil, door een dalang uit Solo. Het was een experiment, dat niet lang heeft stand gehouden in Solo. In 1986 begon Ledjar Subroto uit Yogyakarta met wayang Kancil.

WANNEER GESPEELD
Bij rites de passage (Java, huwelijk, besnijdenis vooral, Bali, driemaandsdag, 1e verjaardag baby, huwelijk, doden en zielen rituelen), ceremonies voor goden (Bali) en demonen (Bali), inwijding van priester (resiyadnya). Bij excorcistische rituele (ruwat).
Thema van het opgevoerde verhaal sluit aan bij aard van de ceremonie.

Dus: bij huwelijk verhaal over huwelijk; bij tandenvijlen verhaal over pijn; bij godenceremonie iets over goden; bij dodenritueel iets over dood, etc.

NIEUW REPERTOIRE
Experimenten, vooral op Bali, met wayang Dyno (dinosaurus) en wayang dierverhalen uit de Tantri cyclus (door dalang Widya uit Sukawati), wayang babad/genealogie, wayang listrik (dalang Sidja uit Bona in samenwerking met Amerikanen). Op Bali wordt bij dit nieuwe repertoire geen wijwater gemaakt; het mag niet gespeeld worden bij een dodenritueel, maar kan wel bij huwelijk, of bij ‘staatsaangelegenheid’, bijvoorbeeld voorlichtingscampagne, onafhankelijkheidsdag, herdenking puputan. In hotels voor toeristen worden korte voorstellingen gegeven. Dit vind plaats op Java en Bali.

STRUCTUUR VAN VOORSTELLING

Atijd zelfde structuur, onafhankelijk van het verhaal.
Opening/intro, waarin wereld van wayang geschapen wordt
Vaste scenes: audiënties, op reis, liefdes scene, gevechten
Vaste verhaalstructuur: audiëntie minister – koning. Koning is bedroefd. Wat scheelt eraan? Er is een probleem (iemand geschaakt, aanval vijand; bijzonder object moet gezocht voor en ritueel of om zieke beter te maken). Hoe moet probleem opgelost? Bespreking van plan. Koning delegeert macht. Minister, prins moet op zoek. Op reis naar andere streek/ander land om vijand, prinses of object op te sporen. Via bos. In bos zijn wilde dieren, demonen en spoken. Kleine gevechten. Eerst tussen lageren. Zodra die dood zijn of uitgeschakeld zijn, gevecht tussen hogeren. Zodra die dood zijn weet men wie overwint. Zelden gevecht tussen de hoogste figuren in de hiërarchie. Publiek loopt al weg zodra het weet wie overwint. Einde verhaal. Happy end wordt nooit vertoond.
Bali: dalang gaat wijwater maken na afloop.

MUZIEK

Spel begeleid door orkest.
Java: gamelan pelog en slendro, alle verhalen
Bali: orkest afhankelijk van regio, dag of avond wayang, en repertoire.
Parwa (Mahabharata): N. Bali altijd 2 gender wayang, Z. Bali bij dag wayang 2 bij avond wayang 4 gender wayang. Bij Ramayana 4 gender en gong, cengceng: batel orkest; bij gambuh: gambuh instrumenten: gumanak, suling, etc.

Javaanse dalang geeft tempo, wisselen melodie, stoppen aan door tikken met hamertje tegen metalen bladen of houten kastje; Balinese dalang heeft capala, hamer, tussen grote teen en andere tenen en in hand (hij heeft dus 2 hamers). Roffelt tegen zijwand van kist, aan buitenkant met voethamer, aan binnenkant met hamer in linker hand.

POPPEN

Oorspronkelijk plat, van leer (zie Arjunawiwaha tekst,kort na 1365 AD). Later op Java, waarschijnlijk in tijd van de sultanaten: poppen die wat 3 dimensionaler zijn: wayang klitik en wayang golek. Niet op Bali.

Stijl van de figuren wordt: wayangstijl genoemd. Gestyleerd. Java nu anders, langgerekter. dan Bali nu. Java vroeger: waarschijnlijk zoals op de reliëfs van de tempels van Jago (13e eeuw) en Panataran (14e eeuw) in Oost Java. Poppen Bali van nu: lijken nog veel op die van de reliëfs van Java.
Java: veranderd in de tijd van de sultans. Reliëf in Surocolo, bij Bantul, uit 1724 met Ganesa figuur erop. In kronieken van sultananten in M.Java wordt ook vermeld dat sultans speciale poppen/vormen laten ontwerpen bij voorstellingen.

UITERLIJK, HIERARCHIE, KARAKTER – ICONOGRAFIE

Goden, boze goden, koningen/innen/prinsen, prinsessen = satria; generaals = wesya; priesters = brahmana, gewone mensen = sudra; bijzonder: dienaren/panakawan/panasar. Zij zijn de link met de mensen van nu; zij dragen ‘Javaanse’ of ‘Balinese’ kleren. Zij zijn vaak gedrongen, of dikke figuren, met rare neuzen, bochels, horrelvoet, bulten, die ziekten voorstellen. (struma enzo). Zij kunnen de ‘waarheid’ vertellen, intrigeren, manipuleren en adviseren. Zij kunnen ook over dingen van het heden praten: politiek, voorlichtig, dorpsroddels.

HOOFD: ogen, neus, mond, tanden, slagtanden, beharing
TORSO: nek, borst, breed, smal, beharing
BENEN; dik, dun, voeten ver of dicht bij elkaar
HANDEN; gebaren: vuist, wijzend, spreken

Combinaties: karakter van de pop: manis (liefelijk), kras (grof, sterk), galak (wild, demonisch).

KLEDING: in overeenstemming met hiërarchie en afkomst; Indiaas, Javaans, buitenlands; wrap arounds; soms bolero, jasje, later ook broeken; indiase stoffen (cinde zijde, patola)

SIERADEN: in overeenstemming met hiërarchie; diadeem, kroon, sieraden aan oren, nek, hals, bovenonderarm, enkels, middel, gordel
HAARTOOI: kuif, dubbele kuif (gelung sepit urang), knot, kuif met lang haar, lang haar, erg krullend lang haar; paardenstaart; kaal met 1 pluimpje.

SCHOEISEL: Java, bij priesters/moslim priesters

HOOFDDEKSELS: kroon, tulband, kap/helm

RANG, HIËRARCHIE te zien aan uiterlijk: koning met kroon, prins met kuif op voorhoofd, lang haar, sepit urang etc. Veel sieraden.
Dienaren: dik, weinig kleding, geen sieraden of bloem in oor/haar.

Karakter: mond, fijne of uitstekende tanden, slagtanden, amandelvormige of bolle ogen; weinig of veel lichaamshaar, benen dicht bij elkaar of wijd uiteen. Stem: verfijnde piepstem, of rauwe donderstem.

DANS
Bali: dienaren Sangut, Twalen hebben karakteristieke dans als ze opkomen.

WAYANG KIST
Poppen zitten in speciale houten kist met deksel. Java, Bali: verschillend formaat.

TAAL
Java: Javaans; ouderwets Javaans, vooral bij citaten van gedichten
Bali: helden/hogere stand spreken Oud Javaans/kawi, dienaren spreken Balinees (hoog en laag), in toeristenvoorstellingen Engels, Indonesisch etc. Citaten uit klassieke gedichten in Oud Javaans (Kakawin), of uit 19e en 20e eeuwse gedichten in het Balinees (Geguritan) als pop opkomt, vooral voor het eerst opkomt. Java: minder citaten uit gedichten; nooit uit Oud Javaanse gedichten.

BELANGRIJKE FIGUUR
Boom/geboomte, Java: gunungan; Bali: kekayonan, babat. Dalang schept wereld met bewoners/goden, mensen, voor begin voorstelling;
Boom ook gebruikt om overgang naar nieuwe scene aan te geven; als toneel rekwisiet: berg, groot object, etc.

OFFERS/BANTEN
Op Bali heel belangrijk. Dalang kan niet spelen zonder offers: voor scherm, gender, poppen, dalang, goden en demonen. Bij bijzondere voorstellingen (dodenritueel, reiniging van iemand geboren in wuku wayang) heel veel, dure offers.
Offers bestaan uit etenswaar, vruchten, rokerij/sirih voor goden/kosmos/demonen, opgediend in gevlochten bakjes van palmblad, bloemen, vruchten, drank/sterke drank

DUUR VOORSTELLING
Java: kan wel 6 uur duren. Climax pas na 12 uur ’s avonds, daarvoor lang rustig. Muziek wisselt van toonschaal.
Bali: wayang lemah zolang als de priester officieert, ongeveer 30 tot 45 minuten; wayang wengi: 2 tot 5 uur. Meestal pas laat, begonnen, na 9 uur ’s avonds. Tegenwoordig speelt de Balinese dalang niet zo lang, maximaal 2 uur. Een pretvoorstelling voor toeristen of tijdens festival duurt 45 minuten tot 1 uur.

POPPEN VERDEELD IN PARTIJEN
Linker partij: slechte, verliezende partij, komt gezien vanuit de dalang van links op; Rechter partij: goede, winnende partij, komt van rechts op. Toeschouwers die tegenover de dalang zitten, zien dus alles in spiegelbeeld. Kijker weet altijd wie tot goede en wie tot slechte partij hoort. Ook door de dienaarfiguren: goede partij: Java: Semar, Petruk, Gareng, Bagong; goede partij Bali: Twalen en Mredah. Op Java zijn ook nog twee dienaressen van prinsessen beroemd: de dikke Limbur en de dunne Cangik. Slechte partij Java: Togog en Sarawita.
Slechte partij Bali: Delem en Sangut. Meer dienaarfiguren in Java dan in Bali, maar wel altijd ten minste 2 per partij. Handig, als je de dienaarfiguren kent, weet je altijd welke prins of prinses tot welke partij hoort.

Terug naar “Inhoud”