WAYANG BEBER ROL, ROND 1600 AD, GEDOMPOL, MIDDEN JAVA
BOOMBASTPAPIER, DLUWANG. ONGEVEER 70 CM HOOG EN 200 CM LANG
NATUURLIJKE VERFSTOFFEN
De figuren op de rol zijn in jongere Javaanse wayangstijl. Ongeveer aan het eind van de zestiende eeuw, in ieder geval rond 1600, kwam er een verandering in de Oud Javaanse wayangstijl. De nekken van de figuren werden langer, de gezichten ook, de schouders worden meer uitgerekt. Meestal is een schouder langer dan de andere. De armen worden ook veel langer. Zij rijken tot halverwege de onderbenen van een figuur. Er wordt gesuggereerd dat deze veranderingen werden ingevoerd door Javaanse Moslim vorsten omdat de Islam hen verbood ‘mensen’ af te beelden. Het is uit hofkronieken uit Midden Java bekend dat sultans steeds veranderingen aan brachten in de figuren, maar ik denk dat zij dat deden om zich te onderscheiden van hun voorgangers en dat het niets met religie te maken had. Wayangvoorstellingen met Hindu epen als onderwerp gingen gewoon door. Islam zou iedere vorm van Hindu theater en iedere verwijzing naar Hindu religie ‘’verboden’’ hebben. Er is op Java in die periode niets te bespeuren van het overboord gooien van oudere Hindu tradities en m.i. ook niet van het afwijzen van het afbeelden van de helden uit de Hindu epen.
Op deze rol is een fragment te zien. Het is de tweede scene van de eerste rol van de set uit Gedompol. Een ontmoeting tussen twee groepen, links een man te paard. Het paard heeft een groot rond rood zadel. De figuur te paard is prins Panji. Achter hem zijn bediende, Nala Drema en rechts van hem zijn andere bediende Tawang Alun. Opzij kleinere figuren van lagere rang. Rechts drie grotere mannenfiguren met een kleinere op de voorgrond. De drie grote figuren zijn punggawas. Zij heten Ganggarecita, Jaladara en Gendrayuda. Tussen de beide groepen in staat een boom in een pot. Op de achtergrond zijn bergen getekend. In het midden, boven de boom in de pot is een tweede boom met een hertshoornvaren daar waar de stam overgaat in takken.
Deze scene speelt zich af in het Lawu gebergte. Panji gaat op zoek naar de dochter van koning Brawijaya van Kediri. Zij is verdwenen. In de bergen ontmoet Panji een drietal punggawas, waarin hij functionarissen van de vijand herkent. In het vervolg van het verhaal gaat Panji hen uit de weg, zodat hij geen confrontatie met hen aanhoeft. De drie figuren begeven zich naar Kediri.