POPPENSPEL – WAYANG
Onder ‘wayang’ worden tegenwoordig verschillende vormen van poppenspel uit Indonesië verstaan. De meeste mensen denken bij het horen van ‘wayang’ aan poppenspel uit Java, maar dat is niet geheel juist. Poppenspel met platte leren poppen komt voor in Java, Madura, Bali, Lombok, delen van Indonesië waar migranten, na 1965, uit die regio’s wonen, met name in Kalimantan, Sumatra en Sumbawa en in Suriname, waar al zo’n honderd jaar Javaanse migranten wonen. In Nederland wordt Javaanse wayang gespeeld, met name voor Javanen uit Suriname.
In Java is na 1600 A.D., toen de Hindoe-Boeddhistische rijken vervangen werden door Islamitsiche sultanaten, ook poppenspel met platte houten en drie-dimensionale poppen ontstaan.
Het spel met platte, leren, poppen is vanuit India naar Java gekomen toen dat eiland gehindoeïseerd werd. De oudste vermeldingen van poppenspel op Java dateren uit 840 A.D. Op een inscriptie op koperen platen uit Oost Java wordt een opvoering van ‘ringgit’, poppen, vermeld ter gelegenheid van een gift van een vorst voor het bouwen van een religieus complex. Tussen de 9e en het eind van de 17e eeuw A.D. wordt een poppenvoorstelling zo genoemd. Een vertoner heet een “awayang”. De oorspronkelijke betekenis van dit woord is: pop, figuur of mens met een krom lichaam. Later wordt de term in verband gebracht met een ander woord, ‘bayang’’ dat schaduw betekent.
De oudste vermelding van poppenspel in Bali is in een oorkonde op koperplaten van Bebetin (No. A1) uit 896 A.D. Hij werd uitgevaardigd door koning Anak Wungsu n.a.v. de oprichting van een tempel voor de Vuurgod, Hyang Api. De vertoner is een ‘parbwayan’; in latere oorkonden (Tengkulak, 1023 AD, Koning Dharmawangsawardhana; Timpag, rond 1072 A.D., koning Jayapangus) komt ‘’ringgit’ voor in een opsomming van potsenmakers.
Over het materiaal van de pop geeft een Oud Javaans gedicht getiteld Het Huwelijk van Arjuna uit de 11e eeuw informatie (Canto V,9). De mensen kijken naar ringgit. De pop, ringgit, beweegt, huilt, is bedroefd en grappig. De kijker weet dat de pop uitgebeiteld (inukir) is in ‘’walulang’’. Dat is huid van een beest.
Op basis van van deze passage wordt ervan uitgegaan dat de oudste figuren van leer waren.
De bespeler van de poppen heette in de oudste inscripties nog een ‘awayang’. In Oud Javaanse teksten die rond of na 1600 A.D. gecomponeerd zijn (Kuntiyadnya, Malat, Wangbang Wideya) wordt pas het woord ‘dalang’ gebruikt. In Java wordt dit nu gespeld als dhalang, maar in Bali als dalang.
In Bali wordt een poppenspeler, dalang, samen met zijn vrouw ingewijd als priester door een brahmaanse priester. Hij mag daarna een wijwater maken na afloop van een voorstelling bij een ceremonie waarmee hij de opdrachtgever reinigt.
Modern in Java en Bali is het om op een conservatorium voor poppenspeler te leren en niet meer door een oudere speler opgeleid te worden. Zo’n dalang mag op Bali dan geen wijwaer maken na afloop van de voorstelling, omdat hij geen priesterwijding heeft ondergaan. Hij kan alleen optreden als entertainer, bijvoorbeeld tijdens een festival of voor toeristen. Hij mag ook niet spelen bij een ceremonie.
Een poppenspeler was vroeger altijd een man, zowel op Java als op Bali. Tegenwoordig zijn er ook wel vrouwelijke dalangs, op Java. Op Bali komen zij zelden voor.
TONEELTOESTEL
Een horizontaal neergelegde zachte stam van een bananenplant wordt gebruikt om de onderkanten van de stokjes in te steken, zodat de pop kan staan zonder om te vallen. Als het donker is wordt een scherm van stof gespannen voor die bananenstam en worden de poppen verlicht via een (olie)lamp. Die stof wordt om een houten (nu ook wel metalen) frame gespannen. In Java wordt altijd met een scherm en een lamp gespeeld. In Bali wordt overdag, tijdens een ritueel in een tempel of huistempel zonder scherm of lamp gespeeld. Dat wordt dagwayang genoemd. ’s Avonds, als het donker is, wordt er buiten de tempel, langs de kant van de weg met lamp en scherm gespeeld. Dat is de nachtwayang. Na afloop van een avond voorstelling maakt een Balinese speler wijwater voor zijn opdrachtgever. Dat doet hij door, onder het prevelen van spreuken, mantra’s, de middelste stok van bepaalde poppen eerst in de olie van de lamp en dan in een pot met water te steken.
Zowel op Bali als op Java hebben sommige dalangs de wayang gemoderniseerd in de afgelopen jaren. Zij gebruiken veel, gekleurde electrische lampen, geluidseffecten, eletronische muziek en maken alternatieve poppen. Zij treden op voor televisie, bij fairs en festivals. Op Java is het nu gebruikelijk het scherm vlak bij een muur op te stellen, zodat de kijkers de dalang op de rug zien en de poppen niet meer als schaduw maar echt in kleur kunnen aanschouwen. Er is nog wel een electrische lamp. Door de figuren op enige afstand van het scherm te bewegen, ontstaat er een schaduw op het scherm. De toeschouwer kan dan de pop in het echt en als schaduw tegelijkertijd zien.
Nieuw, sinds ongeveer 2005, is de Wayang Animasi, met electronische muziek, die op een computer wordt gemaakt en via een beamer op een scherm bekeken kan worden. Ananto Wicaksono uit Yogyakarta is een van de voorlopers van deze werkwijze. Tot nog toe maakte hij Wayang Kancil, Wayang Revolusi en Wayang Willem van Oranje op de computer met poppen van zijn grootvader, dalang Ki Ledjar Suborot.
REPERTOIRE
Het oudste repertoire en waarschijnlijk oorspronkelijkste repertoire waren stukken uit het Indiase Mahabharata en Ramayana. De gebeurtenissen spelen zich in India af. De poppen hebben Indiase kleding. Later, na 13e of 14e eeuw, kwamen er verhalen die zich in Java afspeelden. ( de Calon Arang, Malat). Deze poppen dragen Javaanse kleding. Nog later, 18e, 19e eeuw, komen er op Java Moslim verhalen (Menak, Amir Hamzah) gebaseerd op Perzische en Indiaas-Perzische verhalenstof. De poppen hebben Javaanse en Arabische kleding. In 1986 begon dalang Ledjar Subroto uit Yogyakarta met het bewerken van dierverhalen, rondom het dwerghertje Kancil, de wayang Kancil. Deze verhalen zijn gebaseerd op Maleise en Javaanse vertalingen van Perzische fabels, die weer overgenomen waren uit India.
Sinds de afgelopen twintig jaar zijn er nog veel meer experimenten gedaan door spelers op het gebied van verhalen, figuren en speelwijzen. Wayang Dyno(saurus), Wayang Tantri (Indiase fabels), Wayang Genealogie, Wayang Listrik (met electrische lichteffecten), Wayang over figuren uit de wereldpolitiek, Wayang Revolutie, Wayang Jan Pieterszoon Coen, en sinds maart 2011 Wayang Willem van Oranje.
Oorspronkelijk werd er gespeeld zowel op Java als op Bali als in de bovengenoemde regio’s bij ceremonies, waaronder verstaan wordt rites de passage (huwelijk, geboorte, aanraken van de grond van een baby, 1e verjaardag van een baby, doden- en zielenrituelen, inwijdingen, ceremonies voor goden en demonen, in een Islamitsiche context bij een besnijdenis, bij excorcistische rituelen). Tegenwoordig wordt er ook gespeeld bij festivals, onafhankelijkheidsdag, voorlichtingscampagnes van staat, stad of dorp, historische herdenkingen, op scholen als educatief medium en in hotels voor toeristen.
STRUCTUUR VAN VOORSTELLING
Een speelstuk heeft altijd dezelfde structuur, onafhankelijk van het verhaal.
Opening/intro, waarin wereld van wayang geschapen wordt.
Vaste scenes: audiënties, op reis, liefdes scene, gevechten.
Vaste verhaalstructuur:
audiëntie van minister bij een koning.
De koning is bedroefd.
Wat scheelt eraan?
Er is een probleem (iemand is geschaakt, er is een aanval van een vijand; een bijzonder object moet gezocht voor een ritueel of om een zieke beter te maken). Hoe moet probleem opgelost?
Bespreking van een plan.
De koning delegeert zijn macht. Een minister, prins moet op zoek of op reis.
Op reis naar andere streek/ander land om vijand, prinses of object op te sporen.
Via een bos. In het bos zijn wilde dieren, demonen en spoken.
Kleine gevechten vinden plaats. Eerst tussen figuren van lage rang. Zodra die dood zijn of uitgeschakeld zijn, vinden gevechten tussen figuren van hogere rang plaats. Zodra die dood zijn weet men wie overwint.
In Java wordt vlak voor het hoofdgevecht een soms heel lang durend intermezzo ingelast, waarin zangeressen en een soort cabaretiers optreden.
Er is op Bali zelden een gevecht tussen de hoogste figuren in de hiërarchie en zelden wordt de dood van iemand van de hoogste rang uitgebeeld in een ‘’klassiek’’ verhaal. Het publiek loopt al weg zodra het weet wie overwint.
Einde verhaal. Happy end wordt in de wayang op Bali nooit vertoond.
Bali: dalang gaat wijwater maken na afloop.
MUZIEK
Spel wordt begeleid door een orkest.
Java: gamelan (metallofonen onder leiding van een trommelspeler) in toonschalen pélog en slèndro, bij alle verhalen
Bali: het type orkest is afhankelijk van regio in Bali, van spelen overdag of in de avond, en van het repertoire.
Parwa (Mahabharata): N. Bali altijd 2 gender wayang, Z. Bali bij dagwayang 2 bij avondwayang 4 metallofonen met 10 toetsen (gendèr wayang). Bij Ramayana 4 gendèr, een kleine gong, en een cèngcèng (batèl orkest); bij verhalen uit de Malat (gambu): gumanak, fluit, etc.
Een Javaanse dalang geeft tempo, wisselen melodie, stoppen aan door tikken met hamertje of met zijn rechter voet tegen metalen bladen (keprak) of houten kleppers hangend aan kist links naast hem; een Balinese dalang heeft één hamer (capala) tussen grote teen en andere tenen van zijn rechter voet en, in dien nodig, een tweede hamer in zijn linker hand (hij heeft dus 2 hamers). Hij roffelt tegen zijwand van kist, links van hem, aan buitenkant met de voethamer, en aan binnenkant met de hamer in zijn linker hand.
POPPEN
De poppen bestaan uit een hoofd-romp-benen gedeelte met ten minste één beweegbare arm, maar meetal met twee beweegbare armen. Een stokje van been of bamboe omklemt het lijf gedeelte van de pop. Het steekt uit aan de onderkant zodat de speler het met zijn ene hand kan vasthouden. Aan de hand of handen van de pop is ook een stokje bevestigd, dat de speler in zijn andere hand vast kan houden. Met behulp van die stok of stokjes kan hij de armen van de pop bewegen.
Oorspronkelijk waren de poppen plat, van leer gemaakt. Later op Java, waarschijnlijk in tijd van de sultanaten werden er poppen die wat 3 dimensionaler zijn met houten onderdelen gemaakt: wayang klitik of krucil met een plat, houten lijf en leren armpjes en wayang golek met een rond houten lijf en leren of houten armpjes. Dergelijke figuren werden niet op Bali gemaakt.
Stijl van de figuren wordt wayangstijl genoemd. De figuren zijn gestyleerd zoals al op de reliëfs van de Javaanse tempels van Jago (13e eeuw) en Panataran (14e eeuw) in Oost Java te zien is. In Java is dat proces voortgezet. De figuren zijn langgerekt geworden en hebben een lange schuine nek en lange armen gekregen. Een bewijs is een reliëf in Surocolo, bij Bantul, uit 1724 met Ganesa figuur erop met zo’n lange, schuine nek en armen die bijna tot op zijn voeten reiken. In de tijd van de sultans is er vooral veel veranderd. In kronieken van sultanaten in Midden Java wordt ook vermeld dat sultans speciale poppen en vormen laten ontwerpen bij voorstellingen.
UITERLIJK, HIERARCHIE, KARAKTER – ICONOGRAFIE
Goden, boze goden, koningen/konininnen/prinsen, prinsessen = de Indiase satria;
generaals = de Indiase wesya;
priesters = de Indiase brahmana
gewone mensen = de Indiase sudra;
dienaren(panakawan/panasar) zijn bijzonder. Zij stammen af van goden, of zijn door goden naar de ‘aarde’ gestuurd om de poppen uit het stuk te helpen. Zij zijn de link met de mensen van nu; zij dragen ‘Javaanse’ of ‘Balinese’ kleren. Zij zijn vaak gedrongen, of dikke figuren, met rare neuzen, bochels, horrelvoet, bulten, die ziekten voorstellen. (struma, polio). Zij kunnen de ‘waarheid’ vertellen, intrigeren, manipuleren en adviseren. Zij kunnen ook over dingen van het heden praten: politiek, voorlichtig, dorpsroddels.
HOOFD: ogen, neus, mond, tanden, slagtanden, beharing
TORSO: nek, borst, breed, smal, beharing
BENEN; dik, dun, voeten ver of dicht bij elkaar
HANDEN; gebaren: vuist, wijzend, spreken
Combinaties: karakter van de pop: manis (liefelijk), kras (grof, sterk), galak (wild, demonisch).
KLEDING: in overeenstemming met hiërarchie en afkomst; Indiaas, Javaans, buitenlands; wrap arounds; sommige figuren dragen een bolero, jasje met mouwen, of – na 1600 op Java – ook broeken; Indiase stoffen (cindé zijde, patola)
SIERADEN: in overeenstemming met hiërarchie; diadeem, kroon, sieraden aan oren, nek, hals, bovenonderarm, enkels, middel, gordel
HAARTOOI: kuif op voorhoofd, dubbele kuif op voor- en achterhoofd (gelung sepit urang), knot, kuif met lang haar, lang haar, erg krullend lang haar; paardenstaart; kaal met 1 pluimpje.
SCHOEISEL: Java, bij priesters/moslim priesters
HOOFDDEKSELS: kroon, tulband, kap/helm
RANG, HIËRARCHIE zijn te zien aan het uiterlijk van de pop: koning met kroon, jonge prins met kuif op voorhoofd, lang haar, oudere prins met sepit urang etc. Veel sieraden.
Dienaren: dik, weinig kleding, geen sieraden of bloem in oor/haar.
Karakter: mond, fijne of uitstekende tanden, slagtanden, amandelvormige of bolle ogen; weinig of veel lichaamshaar, benen dicht bij elkaar of wijd uiteen.
Stem: verfijnde piepstem, of rauwe donderstem.
DANS
Bali: dienaren Sangut, Twalen hebben karakteristieke dans als ze opkomen.
WAYANG KIST
Poppen zitten in speciale houten kist met deksel. Java, N. en Z. Bali: verschillende vormen.
TAAL
Java: Javaans; ouderwets Javaans, vooral bij citaten van gedichten
Bali: helden/figuren van hoge stand spreken Oud Javaans/kawi, dienaren spreken Balinees (hoog en laag), in toeristenvoorstellingen spreken zij Engels, Indonesisch etc. Citaten uit klassieke gedichten in Oud Javaans (Kakawin), of uit 19e en 20e eeuwse gedichten in het Balinees (Geguritan) als pop opkomt, vooral voor het eerst opkomt. De dienaarfiguren van Bali hebben een klapbek, die beweegt als zij spreken. Java: minder citaten uit gedichten; nooit uit Oud Javaanse gedichten.
BELANGRIJKE FIGUUR
Boom/geboomte, Java: gunungan; Bali: kekayonan, babat. De Balinese dalang schept er de wereld met bewoner (goden, mensen) mee, voor begin voorstelling;
Boom ook gebruikt om overgang naar nieuwe scene aan te geven en als toneel rekwisiet: berg, water, zee, groot object, etc.
OFFERS/BANTEN
Op Bali zijn offers heel belangrijk. De dalang kan niet spelen zonder offers: voor het scherm, voor de muziekinstrumenten, de poppen, de dalang zelf, de goden en de demonen. Bij bijzondere voorstellingen (dodenritueel, reiniging van iemand geboren in een gevaarlijke week) heel veel, dure offers.
Offers bestaan uit etenswaar, vruchten, rokerij/sirih voor goden/kosmos/demonen, opgediend in gevlochten bakjes van palmblad, bloemen, vruchten, drank/sterke drank
DUUR VOORSTELLING
Java: de voorstelling kan wel 6 uur duren, van een uur of 9 ’s avond af. De climax pas na 12 uur ’s avonds, daarvoor is het stuk lang en rustig. De muziek wisselt van toonschaal na twaalven.
Bali: dagwayang zolang als de priester officieert, ongeveer 30 tot 45 minuten; avondwayang: 2 tot 5 uur. Meestal begint de voorstelling pas laat, ver na 9 uur ’s avonds. Tegenwoordig speelt de Balinese dalang niet zo lang, maximaal 2 uur. Een pretvoorstelling voor toeristen of tijdens festival duurt 45 minuten tot 1 uur.
POPPEN VERDEELD IN PARTIJEN
Linker partij: slechte, verliezende partij, komt gezien vanuit de dalang van links op; Rechter partij: goede, winnende partij, komt van rechts op. Toeschouwers die tegenover de dalang zitten, zien dus alles in spiegelbeeld. Kijker weet altijd wie tot goede en wie tot slechte partij hoort. Ook door de dienaarfiguren: goede partij: Java: Semar, Petruk, Gareng, Bagong; goede partij Bali: Twalen en Mredah. Op Java zijn ook nog twee dienaressen van prinsessen beroemd: de dikke Limbur en de dunne Cangik. Slechte partij Java: Togog en Sarawita.
Slechte partij Bali: Delem en Sangut. Meer dienaarfiguren in Java dan in Bali, maar wel altijd ten minste 2 per partij. Handig, als je de dienaarfiguren kent, weet je altijd welke prins of prinses tot welke partij hoort.
Dr. H.I.R. Hinzler, Leiden, april 2011