Letter a
Amaleri –
Grondwoord waler
Ambabar – afwerken
Grondwoord babar
Ambedhahi – patroon knippen, het uitbeitelen van neus, oog en mond, zijnde het belangrijkste bij het maken van leren wayangpoppen, omdat hiermee de uitdrukking wordt uitgebeeld.
Grondwoord bedhah, scheuren
Amepesi –
Grondwoord pepes
Ancur – lijm
Andadu –
Grondwoord dadu
Andrenjemi –
Grondwoord drenjem
Angedus
Grondwoord edus
Anggebing
Grondwoord gebing
Anggemblèng –
Grondwoord gemblèng
Angraupi –
Grondwoord raup
Angulat-ulati –
Grondwoord ulat
Anjambon –
Grondwoord jambon
Atal watu – zachte steensoort, kleiaarde, gebruikt voor het maken van gele verf
Athi-athi – bakkebaard (bij mannen), haarlok (bij vrouwen)
Zie ook godhèg
Letter b
Badhong – driehoekig sieraad op schoothoogte, soort schaamplaat; halssieraad
Balung – botten, beenderen, geroosterd en fijngewreven voor het maken van witte verf
Bambang – prins, bij uitstek een lid van de Pandawa clan
Banyakan – type golf in slippen van kleding
Grondwoord banyak
Bathikan, batik motief in kleding der wayangfiguren, bijvoorbeeld cuwiri, imaran, modang, parang, sawud
Bintulu – éénogige monsterkop, komt alleen voor op de kleding van de figuur die Bima voorstelt.
Bogeman – armbeschermer, sieraad boven op de schouder, zie ook kelat bau
Bokongan – bepaalde dracht van de kain, anders dan de dodotan, namelijk met een queue, door opschorting ontstaan. Men ziet dit bijvoorbeeld bij Kesna en Arjuna
Grondwoord bokong=achterste, billen
Bokongan katongan lonjong – bepaalde dracht van de kain door vorsten, vierhoekig. Gedragen door Matsyapati en Dharmaputra/Yudistira
Katong=vorst; lonjong = langwerpig rond, eivormig
Bokongan tepi lus-lusan – bokongan met lus-lusan als rand van de kain
Tepi = rand; lus = glad
Bokonan tepi sembulian – bokongan met plooien als rand van de kain
Letter c
Celana – lange broek
Candrakirana – manestraal, type armband
Cawi – dun, zwart, streepje, nyawi het aanbrengen van dunne zwarte streepjes als afwerking, bijvoorbeeld in diadeem, de krul van een sieraad, een heupkleed, sjerp
Centhingan – uitsteeksel van het heupkleed (dodot) bij vrouwen
Grondwoord centhing, soort centuur
Ceplik – versiering in het haar gestoken; zelfde als cundhuk
Cindhé – gebloemde zijden stof, meestal rood. Zo worden de band van de praba en de sjerp het liefst gekleurd
Clumpringan – benaming van een armband gedragen door punggawa’s (hofgroten, hoge beambten)
Clumpring=bladschede van bamboe, bamboe geleding
Corèk – schets, tekening
Corèk jangkep – complete tekening, vorm van wayangfiguur met lijnen erin waarlangs gebeiteld zal worden
Jangkep-compleet
Cundhuk – versiering in het haar, vaak een bloem
Dadu – lichtrood, roze; andadu, lichtrood verven
Dhagelan – type wayangpoppen, o.a. Pragota en Prabawa, patihs van Mandura
Grondwoord dhagel = stijfhoofdig, hard van een vrucht
Danawa – type demon
Skt dànava en OJ dànawa, afstammeling van Danu, een asura. Er zijn veel soorten asura. Zij zijn afstammelingen van Kàúyapa en Diti: daitya, dànava, dasyu, nàga, piúàca, ràkûasa en nog veel meer behoren ertoe.
Danawa gombak – demon van lage orde
Gombak=kuifje midden op kaal hoofd
Dawala – diadeemband
Letter d
Dodot – kain of staatsiekleed
Dodotan – het dragen van de kain , anders dan met bokongan
Dodot katongan – gedragen door vorsten
Katong = vorst
Dodot putran – gedragen door prinsen
Putra=zoon, kind
Dodot punggawa – gedragen door punggawa
Dodot rampèkan – gedragen door patih bij strijd
Rampèk = krijgsman
Dodot prajuritan – gedragen door krijgers
Prajurit = krijgsman
Letter e
Letter f
Letter g
Letter h
Letter I
Letter j
Jamang – diadeem
Letter k
Letter l
Letter m
Letter n
Letter ny
nyolok, het toevoegen van een weinig andere kleur bij de grondkleur, mengen van kleuren
grondwoord colok = mengen
Letter o
Letter p
Letter r
Letter s
Letter t
Tali jamang – diadeemband
Letter u
Letter v
Letter w
Letter y
Letter z
—
spelling , transliteratie en uitspraak
Veel Javaanse woorden zijn leenwoorden uit het Oudjavaans. In het Oudjavaans zijn ook weer veel leenwoorden uit het Sanskrit. Die talen hadden vroeger of hebben nog steeds eigen schriftsoorten. Nu wordt in Europa en Indonesië latijns schrift gebruikt. De transliteratie regels van Sanskrit en Oudjavaans in latijns schrift verschillen. De transliteratie van Javaans, inclusief de leenwoorden van Oudjavaanse en Sanskrit origine, verschilt ook weer. In Bali is het weer anders. Bij de transliteratie van de cerebralen (t,d) wordt weer geen aspiraat gebruikt zodat er dus geen verschil is tussen dentalen en cerebralen, in het Javaans wel. Je kunt in een Javaanse transliteratie niet het verschil zien tussen een geaspireerde cerebrale t en d en een niet geaspireerde. In het Javaans geschreven in latijns schrift moet je dus badhong, in het Balinees badong en in Oudjavaans baðong schrijven voor een hetzelfde type halssieraad, terwijl er in het oorspronkelijke Javaanse, Oudjavaanse en Balinese schrift een zelfde letterteken voor gebruikt werd!
Het Oudjavaans en Sanskrit kennen drie soorten sisklanken. Bij de transliteratie van leenwoorden uit het Oudjavaans en Sanskrit in het Javaans en Balinees, wordt geen onderscheid gemaakt tussen deze drie verschillende s-en. Ze worden ook hetzelfde uitgesproken.
‘’e’’-klanken
e = pepet, stomme e, als in put
é als in feest
è als in pet
au = geen tweeklank zoals in het Nederlandse ‘’auto’’, maar ontstaan uit –ahu- (bijvoorbeeld in rahup). Omdat de ‘’h’’ niet wordt uitgesproken, maar wel werd geschreven in het oorspronkelijke Javaanse schrift, wordt hij in de transliteratie in latijns schrift weggelaten.
y als in yup
c als in tjeempie
j als in jazz
u als in poep
th = þ, cerebrale t
dh = ð, cerebrale d
b = zowel de ongeaspireerde als de geaspireerde b (labiaal). Dit kan verwarring opleveren bij de transliteratie van Sanskrit namen, bijvoorbeeld bij Bhìma (Sanskrit, Oudjavaans), die Bima wordt in Java en Bali.
ny = ñ, de nasaal die bij de palatalen hoort, als hij aan het begin van een woord voorkomt; als hij in het midden van een woord voorkomt, wordt hij als ‘n’ getranslitereerd
ng = ò, de nasaal die bij de gutturalen hoort, als in ding
—