69 11 1 0 0

UITERLIJK WAYANGPOPPEN JAVA
(Sagio & Samsugi, Wayang Kulit Gagrag Yogyakarta, Masagung 1991)

Afhankelijk van: afstamming, status in het verhaal.

Goden, demonen, satans, mensen
4 kasten; brahmanen, ksatriya, wesya, gewone lieden en buitenlanders, sabrangan

Lengte, hoofddeksel, positie voeten, type ogen, neus, mond belangrijk, maatgevend voor groep waartoe pop behoort.

Goden, dewa

Priesters, asceten, pandita, resi, bijvoorbeeld Drona, Bisma, Seta, Mayangkara, Jaladara

buta, danawa, raksasa lengte : tot 1 meter of meer
lengte tot 80 cm tot 1 meter of langer
voeten: uit elkaar
snijwerk, gaatje: niet verfijnd
bijvoorbeeld: Kumbakarna

kracht, krachtig type, gagahan
kan buta zijn, maar kan ook ksatriya zijn.
Lengte: 60 – 80 cm
Voeten: uit elkaar
Snijwerk/gaatjes: kan verfijnd, kan niet verfijnd
Bijvoorbeeld Suyudana

Adellijk, vorstelijk, maar krachtig, katongan
Lengte: 50 – 60 cm
Voeten: nogal uit elkaar
Snijwerk niet zo verfijnd
Gatotkaca, Anoman, Setyaki, Udawa, Abimanyu, Antasena, Samba, vaak Raden genoemd in Java

Prinsen, jonkheren, bambangan
Voeten niet uit elkaar, verfijnd
Lengte: 45-50 cm
Bijvoorbeeld: Arjuna, Kresna, Wibisana, Nakula, Sadewa

Prinsen, jonkheren, maar erg actief, strijdbaar, bambangan jangkah, prajurit, soldaten
Voeten wel uit elkaar, zoals bij gagahan
Kledingmotieven, ook als gagahan, danawa of katongan.
Voorbeelden: Woisanggeni, Irawan, Sumitra, Penyarikan, Pancawala
Prajurit: Citraksa, Citraksi, Wercita, aap; Satabali, aap. Cocak Rawun, aap.

Dames, Putren
Klein, lengte 25 – 30 cm, ngremit
Voeten dicht bij elkaar
Voorbeelden: Srikandi, Sumbadra, Sinta, Trijata.
Er zijn ook bepaalde heren, die even groot zijn als de dames, maar waarvan de voeten wel uit elkaar staan. Dewa Ruci, Sang Hyang Wenang, of de Babies, Bayen. Zij worden ook in de categorie putren gestopt.

Dienaarfiguren, grappenmakers, volkstypen, dhagelan
Lengte: 35-45 cm
Weinig uitgebreid snijwerk
Voorbeelden: Semar, Gareng, Bagong, Bilung, Togog, Cantrik
Uitzondering: Petruk, die ongeveer 70 cm lang is

Spoken, hellebewoners, Setanan
Diverse formaten, meestal klein, maar er zijn ook grote bij
Lengte: 25-60 cm
Snijwerk: weinig uitgebreid
Vele hebben geen kleren aan

Positie in het kastenstelsel, status systeem
Goden, Dewa
Vorsten, ksatriya, Raja
Volgelingen van vorsten, lieden van hoge rang, sentana, bijvoorbeeld Werkudara, Arjuna, Nakula, Seadewa, Setyaki

Patih, aanvoerders, legerleiders, raadslieden van een vorst, bijvoorbeeld Sengkuni, Prahasta, Gagak Bongkol, Pragota

Prinsen, satriya
Krijgers, prajurit
Dienaarfiguren, panakawan

Hoe wordt onderscheid aangegeven? Hoofddeksel, motief kain: grove motieven, tegenover delicate en delicaat snijwerk.
Motief prinsen: kawung, semen godhog plantenmotieven en stippeltjes, ook wel parang rusak.
Prajurit: minder verfijnde motieven, vettere kleuren

Hoofddeksels

Makuta, hoge kroon, met diadeem
Vorsten, vorstinnen/eerste gemalinnen: bijvoorbeeld Rama, Kresna, Baladewa, Sinta

Lage kroon, topong, met diadeem
Bijvoorbeeld: Karna, Bukbis, Koning Matswapati

Muts, tulband, kethu
Bijvoorbeeld: Drona, Sengkuni, Citraksa, Dursasana

Haar opgebonden, krul richting voorhoofd, gelung sapit urang (gekromde grote garnaal)
Bijvoorbeeld: Arjuna, Gatotkaca, Bima

Punthoofddeksel, met diadeem, pogogan
Bijvoorbeeld Duryudana, Rawana, Narayana, Abimanyu

Voeten, positie
Heel ver uit elkaar/grote stappen, jangkah; beetje uit elkaar; een voet gekruld,afgerond; horrelvoet

Heel ver uit elkaar, jangkahan;
dus ook lange lemahan/seten-seten
Meestal bij poppen van gagahan, buta, of bambang jangkah types.
Bijvoorbeeld: Baladewa, Dasamjuka, Irawan, Kumbakarna

Dicht bij elkaar,
Vaak zijn voeten niet zichtbaar, omdat figuur lang kleed draagt
Of omdat hij een kain om zijn onderlichaam en bovenbenen gewonden draagt: bokongan, zodat het lijkt of hij een dik achterste heeft.
Voorbeeld: bambangan, putren, Narada
Motieven van kains: klein, ngremit, verfijnd snijwerk, rumpilan

Opbergen: in kist, tussen eblek. Gemaakt van bamboe latjes, gevlochten, vaak bedekt met lap stof. Twee op elkaar, met ertussen een aantal poppen, tussen de 10 en 30, om mee te nemen naar voorstelling. Dalang heeft in een kist ten minste 150 poppen.

Opstellen: rij poppen opzij, wayang simpingan, en wayang dhudhahan (dhudhag – taken out, opened up. De poppen waarmee de dalang gaat spelen. Of ze zitten nog in de kist, of ze liggen naast hem.
De functie van de poppen op een rij is: de kijker in de sfeer te brengen, laten genieten van de figuren. Vooral als ze mooi, van groot naar klein zijn opgesteld, armen allemaal gelijk.

Wayang ricikan: wapens, kris, pijlen, sabel, en layang/surat, etc.
Verder: gunungan/kayon, perampogan en sato, dieren: paard, banteng, tijger.

SNIJMOTIEVEN, TATAHAN
Tatah = chisel, beiteltje

Stippels
Op een rij, op een dubbele rij
In groepen van twee: bubuk loro-loro
In groepen van drie: bubuk telu-telu

Strepen op een rij, semut dulur als de strepen kort zijn en aan de korte zijkant een inkeping hebben

Langgatan, langere strepen op een rij, de korte zijkanten zijn recht, pemilah

Halve maantjes op een rij: buk iring / bubuk miring

Rondjes met een gleufje, ceplik
Het gleufje kan naar zijkant gericht zijn: ceplik memanjang, of naar beneden, ceplik ke samping

Motief emas-emas / mas-mas, diverse combinaties

Inten-inten, juweeltjes
Halve cirkel, onderkant open.
Inten-inten kembang, open kant opzij en inten-ingen gede, dubbele halve cirkels, open kant onder.

Wajikan, driehoekjes, met een zijde die halfrond is.

Srunen, combinaties in cirkelvorm, ten minste 5, maar vaak 6 of 8, of meer, stellen bloemen voor: srunen kembang cengkeh, srunen kembang tanjung

Kawatan, draad motief
Kan gecombineerd worden met mas-mas of inten-inten.

Kembang katu
Katu, struik met eetbare bladeren

Patran, bladmotieven, o.a. in gunungan

Haren, rambut
Rambut serit, gekruld, in rijen
Rambut gayaman, krul met steeltje
Rambut geni, vuurpunten
Rambut gimbal, naar binnen gekruld

Kledingpatronen en kleding
Javaanse poppen krijgen in de 19e-21e eeuw kleren, die batiks voorstellen met bepaalde kleuren en patronen: bloemetjes, vogels, beestjes, insecten. De bloemetjes passen bij de stemming van de pop, of bij zijn bezigheden, bijvoorbeeld verliefd zijn, gaan vechten, op reis gaan. Ook krijgen poppen jasjes, bloesjes, en hoofddeksels, zoals petten met een embleem middenvoor, bijvoorbeeld een kroontje, twee leeuwen, ontleend aan Nederlandse emblemen. Dergelijke hoofddeksels worden niet gedragen door de poppen die figuren uit de Oud Javaanse verhalen voorstellen. De jasjes zijn ontleend aan uniformen van (Nederlandse) officials, mensen uit het leger, vorsten. Poppen die vrouwen voorstellen dragen kabaja’s.
Bepaalde figuren (goden, godinnen, geestelijken, officieren) worden afgebeeld met schoenen en sloffen van Chinees, Perzisch, Europees model.

Terug naar “Inhoud”