BETEL EN SIRIH – VAN DER TUUK
Sirih; betel; insect
Hadêm (adem), sepah/sêpah, gekauwd betelpruimpje, nog niet uitgespuugd.
Naam van een fraaie donkerrode capung soort, de kleur op die van de adem gelijkend
Sirih; spittoon
Hidu (idu), mahdu, spugen
Paiduan, kwispedoor
Hiduh, hidu, mindervaak dan widuh, in Karangasem nog idu en paidwan, kwispedoor
Food; betel; wayang; half monkey half human; half gold half silver
Asih, love
Silih asih, van 2 betelbladeren, zo op elkaar gelegd, dat zij met de achterkant tegen elkaar liggen, basangne matungkas, gebezigd vooral als srana; van een kind, half aap half mens; van een wayang waarin Arjuna en Hanuman optreden, tot de verse parwa’s behorende; half goud half zilver van een kekandelan;
Betel; food
Hapuh (apuh), Sasaks, hoog van pamor. Betel, eigenlijk het te bekalkene.
Food preparing
Hincuk (incuk), ngincuk
De ingredienten van een betelpruimpje fijn stampen zoals tandelozen.
betel
Hampin (ampin) bos betelbladeren, 3 a 5 lunggah, prijs 3 keteng.
Betel; pinang
Hempes (êmpês)
Van pinang, die nog ouder dan jebug, op het punt is uit te botten. Om dat te beletten in het water gelegd. Uit gebrek aan jebug genuttigd.
Niet al te fijn gekorven tabak.
Empesan, fijner dan bagalan en grover dan de kekepitan.
Taste
Hambah (ambah)
Lauw, smakeloos, bijv. van betelkalk, veschaalde arak.
Betel; offering
Hambung (ambung), base/basé ambung, een bos betelbladeren zonder toebehoren met een bamboe touwtje samengebonden bij de offeranden gelegd.
Flora; flower; betel
Nampan, voor bloemen, voor betel
Sirih
Cane (cané), lekesan/lêkêsan met kalk, tabak, gamb ir en pinang (het getal naarmate het aantal leden) in een bokor, waarbij boreh in een takir, wan, tubugnang apasang, talitutus, gamet mawadah limas en tingkih matambis, beurtelings door de leden ingeleverd, op een sangkepan.
Macane, op een enkele plaats aan het lijf boreh strijken, zoals bij die van een sangkepan houden.
Sirih
Canang, aangeboden aan goden en aan de balian.
Hoog = base (basé)
Sirih
Cacing base/basé, de lichtgekleurde bladerloze van de boom afhangende stengels, die bij gebrek aan betelbladen genuttigd worden.
Cundang-canding, van betelspog op andere plaatsen dan het voorhoofd, op de knieen, de wreef der voeten, op de ellebogen, op de rug bovenaan en midden op de borst in de selangan tangkah, bij volwassenen evenals de bangket.
Sirih
Cacing base, de lichtgekleurde bladerloze van de boom afhangende stengels, die bij gebrek aan betelbladen genuttigd worden.
Cakcak
Verbrijzeld
Nyakcak, met een steen fijn maken; verbrijzelen zijn cangklong, van iemand die niet meer opium schuift; met een steen bekloppen de kloping om hem tot lont te kunnen gebruiken
Panyakcakan, een steen met een gat er in om de betel die niet kauwen kunnen fijn te maken.
Tool; sirih
Caket (cakêt), nijptang om de pinang noot te halveren (kacip).
Medicine
Cekut (cêkut)
Cekutan, hikken, de hik hebben.
Middel er tegen bij kinderen de punt van betelbladeren of een stukje mat als cundang (tussen het voorhoofd vastgedrukt).
Box/betel box
Clong, kajang mrak, beteldoos van voorname lieden.
Betel; sirih; container
Clekontang (clêkontang), driehoekig van ron of busung vervaardigd bakje voor betel gebezigd op grote feesten bij gebrek aan bokors; zie tapan, tekor, limas, ituk-ituk.
(Ituk-ituk is driehoekig, van palmblad, zie Arwati, Upacara Agama Hindu 2005: 7)
Betel cutter; Tamil
Clekati (clêkati), volgens Raffles, Balische woordenlijst, Hist. Of Java, 1e druk, naast kacip; uit Tamil caulakattik scheermes.
Food for god; offering; food
Raka, raka-raka, hetgeen men aan vruchten en gebak de goden of de balian aanbeidt; allerlei offeranden. Benaming van de aangeboden betel, waarbij tevens vruchten gaan.
Food, sirih
Base marebo (basé marèbo), opgerolde sirih aan de punt ervan nog losse bladeren.
Sirih; betel; food
Rebong (rèbong), benaming van de betel, waarbij slechts bloemen en geen vruchten gaan hetzij als offerande, of wel als huldebewijs aan een balian.
Colour; betle
Kahkahan, rijper van kleur dan de gewone betel zoals de bleng (blêng)?
Object; bag; betel
Kandi (kaóði) buidel, waarin de betel wordt opgeborgen.
Food; sirih
Kinang, javaans, nginang, Tabanan: ngamah base (basé), ngajengang canang.
Object; container; betel container
Kajang, voor betel, waarin de betel iemand wordt aangeboden.
Kajang merak (mêrak), voor betel
Bag
Kampek (kampèk), grote buidel of tas van lontarvlechtwerk, voor betel en toebehoren en ook voor geld en andere dingen.
Ngampek, langwerpig vierkant
Box; sirihset
Kopok, curuk, een rond doosje van vlechtwerk of wel metaal voor gambir en tabak; die van blik zijn van Klungkungs maaksel, een kleinere voor gambir (Cat. Bat. Gen. 124). Ook copok en klopok.
sirih
Dosa (doúa), gambir; gebrek, boete
Box; European
Tepak (tèpak), Maleis, een metalen doosje van Europees maaksel voor tabak, sirih pruimen enzovoorts. Langwerpig vierkant in het deksel met kocet-kocetan (kocêt). In 1884 voor 30 pipis te kopen. Vergelijk Javaans tlepak (tlépak). Het schijnt een nieuw woord te zijn, daar men het in sommeige landstreken, onder anderen in Gianyar, alwaar kekotak in zwang is, niet verstaat. Er zijn er ook van zwart hout en van Balinees maaksel. Vergelijk kodang.
Plant; leaf; flora
Dumla, de nog weke, niet zeer jonge bladen van de betel, jarak, tingkih, slepaan (slêpaan), bambu, een weinig ouder dan maikuh sampi enz.
Fence; flora
Turus, levend hout voor heining als bijvoorbeeld van jarak, kelor, enzo tot stut van de betelplant als de dapdap boom.
Betel carrier; servant
Juru tekor (juru tèkor), een volgeling, die nog zeer klein is en iemand de betel enzo nadraagt. Zou zo heten omdat hij niet meer op eet dan een tekor vol rijst.
Object; betel box
Takaq, Sasaks, wadah, box
Takaq mamaq, beteldoos
Food; betel; love
Tawa, atawa, inviteren betel te eten.
Angayat alis atawa sepah, uit de verte haar een liefdesverklaring doen, haar met de mond als het waren een sepah toestekende.
Sang tinawa, de aangesprokene, van iemand aan wie betel wordt aangeboden.
Offering; sirih
Patangah, een schuitvormig bakje van bladeren gemaakt, waarin sirih en bloemen voor offeranden. Op de onderrand van een dak op Galungan met andere offeranden geplaatst terwijl onderaan een lamak afhangt.
Offering
Tapakan, de manden met geld, bloemen en banten boven op betel enz. Door op reis zijnde vrouwen op het hoofd gedragen.
Betel quid; food
Tampin, nampin, in een tampinan vouwen het betelblad.
Tampinan, vierkant op elkaar gevouwen betelblad met toebehoren. Zie lekesan.
Betel
Tambula (tàmbùla), suruh, apu, betel.
Betel preparation; food; offering
Nubung, betel klaarmaken.
Tubungan, een peperhuisje van pisangbladen met betel erin en als offerande gebruikt
Lid; baskettery
Sahab (saab), II, bolle deksels van pandan vlechtwerk over spijzen, betel enz. gedaan.
De korfgelijke, zeer lange van ental/êntal vervaardigde heten saab slungsungan pangkonan. Zie seran, kasna, kutaringin, bora, nagasari, pangrajutan en papudakan.
Sirih; flora; plant; food
Sereh (sêåh), base (base), sirih.
Sirih; Malay; bathing
Sirih, Maleis, manginang sirih, betel eten
Masesirih (masêsirih), zich des middernachts met yeh kumkuman baden.
Suruh, Javaans base/basé, Sembiran, een wilde soort betel, bij gebrek van de gewone gebezigd.
Medicine; ritual; offering
Sesarik (sêsarik), van fijngemaakte betel en toebehoren met de dadap bladen, bras, kunyit als de basma op jaardagen bij het natab aan de slapen, tussen de ogen op het hoofd en de schouderbladen.
Muslim celebration; food
Sokok, of eigenlijk sokoq, Buginees, piramide van betelbladen en allerlei gebak op Mulud rondgedragen en aan de moskee rondgedeeld. (alleen bij de Mohamedanen bekend.)
Sirih betele; lime
Sedah (sêðah), hoog van base (basé), kalk voor de betel.
Daar sedah dumun bapa, een der beleefdheidsformules tot iemand die van een bezoek naar huis gaat.
Sirih; panglocokan
Sutsut, nyutsut, afgeven
Panyutsutan, een sambuk om de panglocokan mee schoon te maken.
Box; sirih
Slep/slêp, een rond doosje voor sirih kalk van kuningan en meestal van Klungkungs maaksel, groter dan de kopok besi/bêsi putih (voor gambir).
Tax
Salar, salaran, een belasting op de opbrengst van tegals en tuinen, bijvoorbeeld op klapperbomen (1 noot per boom met een hoop opgerolde betelbaden agulungan kendang/kêndang), zo de schatplichtige geen betel konde aanbieden, dan betaald hij 2 noten per boom. Ook belasting op zout in tegenstelling van pajeg/pajêg en suwinih.
Betel quid
Sepah/sêpah, een sepah uit de mond ener minaares.
Chewing; eating; betel; sugar
Nyepah/ nyêpah, kauwen op suikerriet, enzovoorts.
Sepatan/sêpatan, uitkauwsel van suikerriet, van betel.
Pasayaan, wat de saya, beurtelings een der vergaderden, met uitzondering van de kreta’s, aan betel enz. op de vergadering verplicht is met zich mee te nemen, base/basé en toebehoren, tingkih, maborbor, samsam, bija kuning, roko 10, pucuk, campaka of andere bloemen, boreh miik; door de saya, die om de drie maanden naar de urak wordt verwisseld, geleverd, maar door de sekaa mee genuttigd.
Sumbu, een korf voor gras; ook om er kippen eieren in te laten leggen (zie sumbul). Een aan een tampul geplaatst voetstuk van bamboe waarop men een caratan zet, om het water bij de hand te hebben; een bamboe piramide, als een fuik, waaromheen betelbladeren, waaiers, sigaartjes en van buiten offeranden worden gehangen. Bijvoorbeeld op het bebas/bèbas feest; zi jrimpen/jrimpên.
Betel juice; welcome
Sembeq/sèmbèq, Sasaks, betelspog bij het verwelkomen iemand op het voorhoofd gedaan, basma.
Cockfight; assistant; writing utensils; meeting; sirih
Saya, helper
Bij hanegevecht evenals mlandang; bij de subak, banjar en sekaa degene, die de leden oproept, zoals bij de sangkepan of bij verplichte leveringen ten algemene nutte. Zie onder kaluwangan, een baantje dat beurtelings waargenomen wordt. Maandelijks geschiedt dit. De saya brengt dan mee boreh/borè miih, tingkih maturun, ental/êtal, gamet/gamêt, bloemen, lekesan/lêkêsan, tali tutus (dit om het geld aan te rijgen, terwijl de gamet/gamêt ter wrijving is van het op de ental/êntal geschreven en met tingkih ingesmeerde). De namen van die interest te betalen hebben worden opgeschreven (van 1000 is 50 de interest). De panyarikan zet het geld uit, maar met een pand. Panumbak saya, in een rei gezette palen om de blangsung’s of kunjang te steunen.
Nyayanin, als saya fungeren.
Pasayaan, wat de saya, beurtelings een der vergaderden, met uitzondering van de kreta’s, aan betel enz. op de vergadering verplicht is met zich mee te nemen, base/basé en toebehoren, tingkih, maborbor, samsam, bija kuning, roko 10, pucuk, campaka of andere bloemen, boreh miik; door de saya, die om de drie maanden naar de urak wordt verwisseld, geleverd, maar door de sekaa mee genuttigd.
Spoon; betel chewing
Luntik, lospeuteren
Pangluntikan, een scheppertje meestal van metaal, om kalk op het betelblad te smeren.
Betel chewing; object
Panglocokan, een kokertje, waarin tandelozen de betel en toebehoren fijn stampen.
Betel leaf packet; food
Lukun, een pakje op elkaar liggende betel-bladeren (zie lepit/lêpit).
Nglukunin, samenbinden een zeker getal betelbladeren, zie tampin.
Betel chewing; food
Lekes/lêkês, lekesan/lêkêsan, langwerpig gevouwen betelblad met toebehoren, en met een draadje ombonden. Zie ook lampinan en porosan.
Taste
Lesit/lêsit
Malesit/malêsit, Sembiran, nyem/nyêm, in de zin van een flauwe smaak hebben, van iemand die geen betel genuttigd heeft.
Balian; medicine
Luwas, lunga, Sembiran, was of uwas, gaan vertrekken, mintar
Maluwasang, paluwasang, matenungang/matênungan of mawacakan, een zieke bij een balian tot voorwerp van raadpleging maken. De balian krijgt daarvoor enige betel en 66 duiten.
Lime
Pamor lepa/lèpa, in tegenstelling van de kalk voor de betel. Vroeger onbekend en slechts aan de stranden verkocht.
Vessel
Leper/lèpèr, plat
Leleper/lêlèpèr, een soort schaal of bak van besi putih/bêsi putih, dieper dan een dulang, om sirih of vruchten enzovoorts op aan te bieden, ook voor offeranden.
Betel consuming; food
Lepis/lêpis, bleek van de lippen van iemand, die geen betel nuttigt of door behoefte eraan.
Nglepis/nglêpis, geen betel nuttigen van de Mohamedanen gedurende de vaste.
Sirih
Lancah/lañcah, of cacing, de jonge lange sirih takken, waaruit kapkap ontspruiten en die daarom kapkap buung heten, zij slingeren soms als zij lang en ouder worden, op de grond. (met bras, renyah/rêñay als de gewone betelbladeren, heten Karangasem lanjang.
Object; sirih container; ship
Lancang/lancing
Lalancang/lalañcang, pawwahan mas
Hunger
Lemig/lêmig, van de mond, een flauwe smaak hebben, van iemand die geen betel gebruikt of niet gerookt heeft.l van de lippen: verbleekt door in lang geen betel genuttigd te hebben, door veel praten.
Box; plaited object; sirih box
Lampis, palampis, de twee binnendozen, die men uithalen kan, in de kembal/kèmbal pidada.
Betel leaves
Lunggah, aantal van 4 betelbladeren als zij groot zijn. 3 lunggah kosten 1 kepeng.
Betel chewing; betel utensils
Pehes/pêhês, spog.
Meesin/mêêsin, met betelspog bespuwen, zodat de geraakte plaats rood is.
Pameesan/pamêêsan, wadah pamehesan/pamêhêsan, kwispedoor.
Tree; flora; betel chewing tool
Pahang, zekere boom, de les/lês (hart, kern) ervan zeer zwart en hard en voor panglocokan. De bladeren, als die van de sarikonta en zeer gedorend. Klungkung heet de boom en de vrucht van de sarikonta aldus, terwijl de bloem er sarikonta heet.
Dance, dancer; dance of reception
Pendet/pèndèt, zekere soort van dansers die de gasten van de vorst allerlei dingen aanbieden, zie penyawi/pênyawi.
Memendet canang/mamèndèt canang, aan de gamelan spelers betel enzovoorts bij het einde van een feest aanbieden.
Fruit, Betel chewing; betel; areca seed; flora
Pucang, buwah, jambe/jambé, vrucht in het algemeen, doordat de woorden voor areca noot oorspronkelijk vrucht betekent.
De vruchtjes van de pucang hebben ontzag voor fraaie borsten. Pucang-pucanganin pucang gading/gaðing asewa/aúèwa miring i gemuhing/gêmuhing payodhara. (Kunjarakarna 81).
Sirih; time
Pakpak, makpak, kauwen van mensen.
Apakpakan base/basé, om een kort tijdsverloop aan te duiden.
Bamboo tube; pamor; sirih
Petok/pètok, bamboe koker voor pamor bubuk, die eruit geklopt wordt.
cockfight
Pemirak/pêmirak, de prijs van de sirih door de saya voor het hanegevecht verkocht???
Betel box
Pamucangan, beteldoos.; pawwahan
Box for gambir, lime; betel chewing
Pranakan, het doosje voor gambir, kalk enzovoorts in een kembal pidada/kêmbal pidada.
Betel; staircase
Prodpod, mrodpod, zonder trap beklimmen, de turus van de betel, hetgeen niet goed is. Zie pongkod.
Betel; offering
Poros; porosan, in de lengte opgerolde betel met toebehoren, maar zonder gambir, met een hoepel van betel er om of busung als semat/sêmat, als offerande.
Metal; copper; musical instrument; betel chewing utensil
Prunggu, zekere lichtgekleurde kopersoort, waarvan muziekbekkens en ook gigin panglocakan vervaardigd woorden.
Box; basket; betel set
Pidada, sommige willen het van dada afleiden, eigenlijk de vrucht van de prapat.
Naam van een langwerpige doos van bamboevlechtwerk (kembal/kêmbal), waarvan de deksel rood wit mozaiek voorstelt. Binnenin vierkante vakjes voor betel en de daarbij behorende zaken.
Lime; betel chewing; offering
Pamor, apuh, kalk als die voor de betel, het verkopen waarvan voor iemand van hogere kaste vernederend is (vergelijk onder dulit). Het geschiedt alhier door lieden van Kangean/Kangéan.
De arecanoot Bh. Iswara, de betel Bh. Wisnu, de kalk Bh. Brahma bij de offeranden.
Betel box
Pabwan, Sembiran en Bugbug, pabohan, van buwah, dus in plaats van pabawahan, een beteldoos.
Betel cutter
Jaran-jaranan, benaming van caket/cakêt’s met een paardekop bovenaan.
Snake; fauna
Jali, naam van een dunne, niet vergiftige slangsoort, nenipu jali. De beet zou op Soma alleen mranen/mranèn zijn, anders zegt men galak nipi jali van een lafaard. Ook legt men zulk een slang wel eens in de kampek, om iemand, die te lastig is in het vragen van betel, enz. schrik aan te jagen.
Betel
Nyuknyuk/ñukñuk, van iemand die betel nuttigt pas nadat zijn tanden gevijld zijn.
Taste
Nyem/ñêm, onsmakelijk, van water, in tegenstelling van heet water als bijvoorbeeld koffie of thee en in zo verre koud (lauw; Hooykaas).; laf van nasi, in tegenstelling van lekoh/lêkoh; een flauwe smaak in de mond hebben als iemand, die nog geen betel gebruikt heeft; van iets waarin geen zout of tabya genoeg is.
Basket; box; betel; vegetables
Mika, Sasaks, doos van gevlochten gebang/gêbang bladeren voor betel of groente (van jonge meisjes als een kopok, maar groter).
Betel chewing; food
Mamaq, Sasaks, betel nuttigen, basepaq/basêpaq.
Betel chewing; betel quid
Ganten/gantèn, sirih pruimen, voornaam = spah.
Betel chewing; selling at cockfight
Gantal, opgerold sirihblad, lekesan/lêkêsan.
Madagang gantal, geld, betel, pisang en andere voorwerpen bij de haneklopperijen verkopen.
Gambir; betel chewing
Jambe/jambé ganting, zou gambir zijn als men tot een vorst spreekt.
Fruit; betel chewing; flora
Gonong, de vrucht en bladstengels van rotan in plaats van pinang genuttigd; gebezigd als kikihan.
Naam van een wilde pinang soort met zeer grote vruchten (Karangasem)
Betel chewing; bag
Granis, grunasgranis; allerlei dingen in de kampek/kampèk, bijvoorbeeld kalkdoosje, betel, duiten, enzovoorts. (Klungkung).
Betel chewing
Gedubang/gêdubang, het uitgespogene vocht van pas gekauwde betel.
Betle
Gulung, rol, rol betelbladeren, 2 op een tegen/têgên.
Leaf; folding leaves
Geleng/gèlèng, ngelengin/ngèlèngin, bladen, als awar-awar in een rol vouwen (kni gampil baktana ka peken/pêkên). ; van pisang boalden: nglepitin/nglêpitin.
Agelengan/agèlèngan, een rol betelbladeren, ongeveer 30 (3 duiten).
Betel chewing
Gambir, de bekende bij de betel genuttigde stof, doch alhier ingevoerd en ter onderscheiding meestal kati gambir.
Betel box;
Gembol/gèmbol, zeker bijzonder fatsoen van beteldoos van kekuningan van javaans maaksel. Van binnen al de doosjes voor tabak, kalk enzovoorts ook van kekuningan; op het deksel een vrij hoge knop en van Salayar/Saleier, zegt men ingevoerd. Vergelijk kempu/kêmpu, bogem/bogêm.
Betel plant; flora; sirih
de eerste vorkvormige takvorming van de sirih, deze mee te plukken is slecht en geschiedt bij het mrodpod.
Manggul gambang, pas 2 bladen uitscheten van de betel, in welk geval zij niet geplukt mag worden, daar zij dan dood gaat.
Betel chewing tool
Gigi
De tanden van een kam; de stamper van een panglocokan, de van kalengisan/kalêngisan bast gemaakte draadgelijke staafjes van de serat/sêrat die tussen de van pugpug gemaakte lijst zit.
Copper sirih container; pot
Bun, Malay, Javanese, koperen sirih pot, uit Oost Java. Ook : van het doosje, waarin Adam en Eva respectievelijk hun zaad deden, om te weten wie op de kinderen de meeste aanspraak had.
Amulet; disease
Bantas, pabantas, een teken aan het lijf dat men van een gevaarlijke ziekte is genezen, zoals bijvoorbeeld van de pekir/pêkir, middel om kogels van zich af te houden; tegen slangebeten; betelspog door een wewalen tegen de cholera; ook middel als beenband, zoals de katugtug bovenaan om het opstijgen van het vergif van een slang te belette, waar de wond beneden mocht zijn.
Village name; betel
Bantang, naam van een desa in Bongkling, de gast zou daar betel aan de gastheer aanbieden; cara bantan, spreekwoord.
Pinang; betel chewing; Sasaks; witchcraft
Bakang, Sasaks, gangga, grote pinang noot, mag niet genuttigd worden uit de beteldoos van iemand, die onder verdenking staat van een heks of tovenaar te zijn.
Village name; copper
Budaga, eigennaam van een desa onder Klungkung, waar men ceceleng/cêcêlèng (deurkram) en selepa/sêlêpa/slê pa (rond doosje voor sirih kalk) maakt.
Betel; food
Base/basé, sdah, betel.
Ceremony; betel; offering
Base gede of tegeh/basé gêdé, basé têgêh, op feesten, als het bebas/bèbas feest, een priamide van betel in een sumbul, terwijl boven een popje van lontar bladen is aangebracht dat waaiers tot vlerken heeft en een spiegeltje op de borst, rondgedragen. Er zijn er 2, een voor de man en een voor de vrouw.
Mabuwah base/basé, zie onder bentug/bêntug.
Mabanten base/mabantên basé, na de genezing aan een balian de pencah/pêndah canang maraka/mêraka aanbieden
Wild betle; plant; food; flora
Bleng/blêng, wilde betel, heter op de tong dan de gewone.
Water; medicine
Yeh/yèh ibias,idu bayu, nog wit en helder spog, omdat men nog geen betel genuttigd heeft, liefst van een pas opgestaan kind, wordt gebruikt voor geneesmiddel.
Betel box
Bogem/bogêm, pidada, doos voor betel etc.
Pot; betel; death ritual; ampilan
Bogem/bogêm, soort van rood geverfde potten van javaanse oorsprong, zoals die waarin de pringet/pringêt van een lijk weggedragen wordt, (Klungkung), volgens anderen een gansvormig rijkssieraad van de Dewa Agung voor betel.
Box; clothes
Bogem/bogêm, ronde, van hout vervaardigde dozen met deksels ter bewaring van kammen, enzovoort. Bij de Dewa Agung van goud, houten doos met deksel voor betel en kleren enzovoorts, van uitheems maaksel, lager dan de kempu/kêmpu.
Betel; flora
Maingin (van bingin), van de betel, die kleine bladeren krijgt, omdat er nooit van geplukt wordt.
Juice; betel juice; medicine
Bangket/bangkêt, sap van een uitgeperst geneesmiddel; betelspog waarover een mantra is gepreveld door een balian en dan een kind op het voorhoofd, de slapen, de schouders, rug en borst gehecht om te beletten dat het ziek wordt.