SIRIHTAS WAARUIT SIRIH BLAADJES HANGEN
BOROBUDUR, MIDDEN JAVA, 9E EEUW A.D.
RELIEF Ia 35, EERSTE GAANDERIJ HOOFDMUUR BOVENSTE REEKS
Drie mannen staan op een rij. De meest linkse figuur drukt met zijn rechter hand een rechthoekige tas tegen de borst die aan een touw om zijn nek hangt. Twee driehoekige blaadjes met een scherpe punt hangen over de bak. Zij stellen sirih bladeren voor, waaruit we kunnen concluderen dat de bak bestemd is voor het opbergen ervan. Oud Javaanse termen voor zo’n bak of tas zijn pamucangan (pucang is een van de woorden voor betelnoot), pawwahan (met wwah wordt de betelnoot bedoeld) of paserehan (sereh is sirihblad) In zijn linker hand houdt de man een degen dat in een schede zit. De figuur rechts op het reliëf klemt een driehoekig gevouwen tasje tegen de borst. Het is mogelijk dat het ook iets te maken heeft met sirihpruimen en dat het een kwispedoor (pahidwan) voorstelt. Het object zou oorspronkelijk van makkelijk vouwbaar materiaal gemaakt kunnen zijn, bijvoorbeeld bananenblad, maar later in metaal, bijvoorbeeld goud, nagemaakt kunnen zijn. Ditzelfde geldt voor de betel- of sirihtassen en dozen. Wanneer de eigenaar een voornaam persoon is zou de tas of doos van goud gemaakt kunnen zijn.
‘Salya gaat het legerkamp in met zijn bediende die zijn beteldoos draagt’ (Bharatayuddha 36, 9b).
‘’De prins betreedt het paleis om afscheid te nemen van zijn vader. Hij wordt vergezeld door zijn beteldoosdrager’(Bhomakawya III, 2a)
‘Dhananjayasuta draagt een gouden beteldoos’(Ghatotkacasraya 10, 1d).