VOEDSEL AANBIEDEN AAN DE BUDDHA
BOROBUDUR, MIDDEN JAVA, 9E EEUW A.D.
RELIEF NO. Ia116, EERSTE GAANDERIJ, HOOFDMUUR, BOVENSTE REEKS
Rechts een staande mannenfiguur op een rechthoekig dubbel lotuskussen. De man is gekleed in een monniksgewaad. Zijn hoofd en haar zijn nogal beschadigd, zodat het niet duidelijk is hoe zijn haar eruit zag. Om zijn hoofd is een nimbus. De man stelt de Buddha voor. Hij houdt zijn linker hand voor de borst en zijn rechter hand is uitgestrekt naar een vrouw die aan zijn voeten knielt. De vrouw draagt teen sieraden maar zij heeft een brede band of sjaal schuin over haar borst. Achter haar staan een man en een vrouw in vol ornaat: diadeem, oorsieraden, kettingen, gordels, armbanden, enkelbanden. De toppen van hun hoofden zijn beschadigd zodat het niet duidelijk is of zij een kroon droegen. De man houdt een grote ronde schaal vast waarin eten hoog is opgetast. Het ziet er net zo uit als de payasam pap in de schaal die Sujata aanbood. De vrouw heeft een kleinere, ovale schaal met voedsel vast.
Bij zijn aankomst in Benares, waar hij later zijn eerste preek zal houden, komen mensen hem voedsel aanbieden. Dit is in deze scene uitgedrukt. In de Lalitavistara en Buddhacarita teksten wordt niet uitgeweid over de aard van het voedsel, het wordt bhojanam genoemd. Wat men op Java aan rondtrekkende monniken gaf in de negende eeuw wordt enigszins duidelijk uit de Sang Hyang Kamahayanikan. (a28). Geven is één van de zes deugden. Wat men moet geven zijn lekkere zaken als lekkere rijst, sekul inak, dranken en koel water. Men zou dan kunnen veronderstellen dat in de schalen die de man en de vrouw aanbieden aan de Buddha op zijn minst rijst zit, en waarschijnlijk ook rijstepap. Potten met water of andere dranken zijn niet afgebeeld op het relief.