INDIA
Indiase fabels, geschreven in de talen Sanskrit, Tamil en Pali, zijn bekend geworden in Zuidoost Azië. Om te weten te komen welke verhalen uit welke delen van India in Zuidoost Azië terecht gekomen zijn, is het handig eerst naar de Indiase verhalenstof te kijken.
De misschien oudste dierverhalen zijn al te vinden in het Sanskrit Mahabharata (opgeschreven tussen 1000 en 500 voor het begin van de westerse jaartelling). Met behulp van dieren worden regerings gedragscodes voor vorsten, niti, of regels om te leven volgens morele principes, dharma, uitgelegd.
Boeddhistische dierverhalen, jataka’s, in het Pali schijnen het oudst te zijn. Zij moeten na 500 voor en de 1e eeuw na het begin van de Westerse jaartelling geschreven zijn. Tussen de 1e eeuw voor en de 2e eeuw na het begin van de Westerse jaartelling zijn Jataka versies in het Sanskrit geschreven. De bekendste collectie is de Jatakamala van Aryasura, die rond 500 na is opgeschreven.
Een grote groep fabels, geschreven in Sanskrit, heeft de term Tantra gevolgd of voorafgegaan door een aanvullende term. Tantra heeft veel betekenissen, maar in ons geval zou het vertaald kunnen worden met Framework, Raamvertelling. Omdat deze vertellingen in vijf (panca) hoofdstukken zijn verdeeld, worden de werken in dit genre Pancatantra, de Vijf Raamvertellingen genoemd. Er vinden gesprekken plaats tussen mensen en dieren over problemen des levens, gedragsnormen, goede en slechte oplossingen van problemen. De voorbeelden van hoe het wel en niet moet worden gegeven aan de hand van de lotgevallen van dieren onder elkaar of dieren en mensen. Jakhalzen zijn jaloers omdat een leeuw en een zebu-stier het goed met elkaar kunnen vinden. De jakhalzen proberen van alles om de twee dieren uit elkaar te drijven.
Van sommige Pancatantra-teksten zijn de auteurs bekend en is ook bekend of ze uit Zuid of Noord India komen, van andere is dit niet duidelijk. Het dateren van de teksten is ook vaak moeilijk. De oudste Pancatantra teksten zouden geschreven zijn vanaf 300 van de Westerse jaartelling of misschien wat later, in ieder geval voor het begin van de 9e eeuw AD, omdat de oudste afbeeldingen buiten India – in Java – uit die periode dateren. In de loop van de eeuwen zijn er nieuwe versies gemaakt in India, in het Sanskrit en in locale talen. De bedoeling van de teksten is dat de lezers er lering van trekken. De Pancatantra verhalen zijn hindoeistisch.
Een andere hindoe verhalencyclus, die vogels als protagonisten heeft is de Sukasaptati, Zeventig verhalen van een papegaai. Ook dit boek is buiten India bekend gewoorden. Het zou uit de 12e eeuw AD stammen. De oorspronkelijke tekst is verloren gegaan. Het is ook weer een raamvertelling, waarin een jonge vrouw, Prabhavati, die zich dood verveelt, bezig gehouden wordt door een verhalenvertellende papegaai. Ze is zo geboeid dat ze zelfs een afspraak met haar geliefde erdoor vergeet. Dagen lang luistert ze naar de verhalen van de vogel.
Dit papegaaien boek is o.a. in het Perzisch (Tuti Nama tussen 1560-1568), Javaans, Buginees en Makassaars vertaald. In de Perzisch-Indiase wereld bestaan er geillustreerde boeken met z.g. Moghul miniaturen. Akbar (1543-1605) liet o.a. de Tutinama illustreren)
De boeddhisten hadden ook dierverhalen, maar daarin wordt is het dier dat de hoofdrol in een verhaal speelt (het offert zich altijd op) een manifestatie van Boeddha. Dergelijke dierverhalen worden Jataka’s genoemd. Zij zijn geschreven in het Sanskrit en in het Pali.
Titels van een groep Tantra texten die invloed gehad hebben op Zuidoost Azië zijn:
Tantrakhyayika, uit Kasmir
Pancatantra van Durgasimha
Tantropakhyana dat bestaat uit drie boeken: het Nandakaprakarana waarin een leeuw en een zebu die Nandaka heet – en met elkaar bakkeleien om de heerschappij over het bos – de hoofdrol spelen, het Paksiprakarana, waarin vogels die een koning kiezen een rol spelen en het Mandukaprakarana, waarin een kikker en een slang – die nooit vrienden kunnen worden – de protagonisten zijn
Tamil vertaling van het Tantropakhyana
Buiten India zijn de volgende versies in Azie bekend:
Nepal
Pancatantra, datum onbekend
Thailand
Nanduka-pakaranam verteld door een meisje Nang Tantrai, dat veel overeenkomsten heft met het Tantropakyana uit India. Het heeft veel verhalen gemeen met het Nandakaprakarana boek.
Laos
Nang Munlatantai, een versie die ook veel gemeen heeft met het Tantropakyana en bestaat uit het Nandapakon, het Mandukapakon, het Pisacapakon – waarin een soort demonen de Pisaca’s een koning moeten kiezen – en het Sakunapakon – waarin vogels een koning kiezen.
Java
Tantri Kamandaka, versie A, die uit een boek bestaat, het Nandakaprakarana over de leeuw en de stier. Proza, 15e eeuw. (vertaling C. Hooykaas, Tantri Kamandaka, Bibliotheca Javanica, 1931).
Tantri Kamandaka, versie B, die ook uit een Nandakaprakarana bestaat, 16e eeuw (?)
Kidung Tantri in het metrum Kadiri, 16/17e/ eeuw (?), misschien op Bali geschreven.
Catri, nieuw Javaans
Bali
Kidung Tantri in het metrum Demung, door Ida Pedanda Ketut Pidada uit Sidemen, 1728 AD
Kidung Manduka Prakarana, door Ida Pedanda Made Sidemen uit Griya Intaran, Sanur, 20e eeuw
Kidung Paksi Prakarana
Kidung Pisacarana, door Ida Pedanda Made Sidemen uit Sanur, 1948 AD
Tantri Carita, door Ida Pedanda Nyoman Pidada Manuaba, 20e eeuw
Tantri Parikan
Geguritan Ni Dyah Tantri, I Made Pasek, 20e eeuw.
In Java en Bali is een van de protagonisten een meisje, dat Ni Dyah Tantri heet. De naam Tantri is geïnspireerd door Tantra.
Maleis
Pancatanderan, uit het Tamil vertaald door Abdullah bin Abdi’l Qadir Munsji, voor 1835.
Hikayat Kalila dan Damina, lijstverhaal om twee jakhalzen, Perzische invloed
Serat Kancil, lijstverhaal om een dwerghert, kancil.
Bayan Budiman, de Wijze Papegaai, Perzische invloed
Perzie
Anvar-e Suhaili, De Lichten van Canopus, door Husayn Va’iz Kashifi, eind 15e eeuw, op last van Sheik Ahmad, die als bijnaam Suhaili had. Protagonisten Kalila en Dimna (jakhalzen).
Tuti Nameh, Papegaaienboek
Frankrijk
Jean de La Fontaine, 1677-1693, 12 boeken met fabels.
INVLOEDEN
Het lijkt erop dat rond de 9e eeuw dierverhalen uit India, gebaseerd op Jataka’s en Pancatantra in Java werden geintroduceerd. Zij werden afgebeeld op boeddhistische bouwwerken in Midden Java. Het centrum van de rijken op Java kwam na ongeveer 928 te liggen op Oost Java. Veel vorsten waren zowel hindoe als boeddhist. Vanaf de dertiende eeuw zien we dat er dierverhalen op zowel boeddhistische als hindoe bouwwerken in de vorm van reliefs worden getoond. ‘Vertalingen’ van de Sanskrit Pancatantra in het Oud Javaans worden gemaakt vanaf de 15e eeuw, maar het is mogelijk dat zij al eerder bestonden. De Javaanse versies van het Pancatantra hebben grote invloed op literaire versies in Bali, Thailand en via Thailand op Laos en Zuid China (Yunnan). Een andere invloed stroom komt via de Moslim wereld. Vanaf de 15e eeuw is bij de sultanaten in India grote belangstelling voor de Indiase cultuur. Veel (hindoe) Sanskrit teksten, waaronder Pancatantra teksten, worden vertaald in het Perzisch en geillustreerd in een mengsel van Perzische en Indiase tekenstijl. De moslims in delen van Indonesie, met name Sumatra (waar veel Indiase immigranten woonden) komen via die Indiase connectie in contact met de Moslim-Indiase versies van de Pancatantra verhalen. Zo komen er Maleise versies van de Pancatantra.
AFFBEELDINGEN VAN DIERVERHALEN
Pancatantra en andere dierverhalen worden in India o.a. op terracotta plaques in Paharpur (Bengalen) gevonden. Zij worden gedateerd aan het eind van de 5e-begin van de 9e eeuw. In die regio van India waren in die periode veel boeddhisten. Pelgrims uit o.a. Java gingen daarheen. In de periode dat de Moslims in delen van India heersen – vanaf de 10e eeuw (eerst Mahnud van Ghazni in Afganistan (998-1030) , vanaf 1192 Sultanaten in Delhi, vanaf 1320 de Tughluq’s en daarna weer anderen met Perzische achtergronden – worden handschriften met miniaturen in Perzische stijl gemaakt waarin Pancatantra thema’s worden uitgebeeld.
In Midden Java worden boeddhistische dierverhalen, jataka’s, afgebeeld op de Borobudur (9e eeuw) en Pancatantra verhalen op de tempels Mendut en Sajiwan (beiden 9e eeuw, boeddhistisch)) en in Oost Java op tempels van Jago (hi/boe), Jawi (hi/boe), Surawana (hi), Ngampel (hi), Panataran (hi, 13e-14e eeuw). In Bali vinden we tot op heden Pancatantra verhalen op panelen op muren rondom de hindoe tempels.
Vervanging van het ene dier door het andere:
Jakhals door hond
Leeuw door tijger
Haas door muncak hertje
Literatuur
Berg, J. Van den, De fabels van La Fontaine, Ned. Vertaling, Manteau Antwerpen/Amsterdam, 1990.
Bosboom, M. & Lunsing Scheurleer, Pl, Een Dierfabel uit India in Amsterdam, Aziatische Kunst, 29/4, 1999: 1-23.
Hertel, J., Das Pancatantra; Seine Geschickte und seine Verbreitung, Leipzig/Berlin, 1914.
Hooykaas, C., Tantri, de Middel-Javaansche Pancatantra-bewerking, dissertatie, Leiden, A.Vros, 1929.
Hooykaas, C., Tantri Kamandaka, een Oudjavaansche Pantjatantra-Bewerking, Bibliotheca Javanica, Kon. Bat. Genootschap van K & W, Bandoeng, 1931.
Hunter, T.M., Crime and Punishment in Bali: Paintings from a Balinese Hall of Justice, RIMA, summer 1988: 62-113.
Hunter, T.J., The Thread of Fable: Animal Tales in Indonesian Art, Orientations, December 1991: 60-70.
Klokke, M.J., Tantri reliefs on Javanese candi, dissertatie, Verhandelingen KITLV, Leiden, 1993.